[Ras]
RAS, z.n., o., van het ras; meerv. rassen. Een tuk, eene soort, een geslacht, van dieren: die hond is van een uitmuntend ras. In de gemeene volkstaal, een verachtelijk slag van menschen: het is ras van volk. Wat hebt gij met dat ras te doen? Zulk een ras zag ik nooit.