[Rangschikken]
RANGSCHIKKEN, bedr. w., gelijkvl. Ik rangschikte, heb gerangschikt. Van rang en schikken. Voorkomende dingen in verschillende rangen schikken: men rangschikt hem onder de voornaamste geleerden der vorige eeuw. Wij moeten den walvisch onder de zoogdieren, en den haai onder de kraakbeenige dieren rangschikken. Van hier rangschikking.