[Raapzaad]
RAAPZAAD, z.n., o., des raapzaads, of van het raapzaad; meerv. raapzaaden. Zaad van rapen, of van eene soort van kool, met eenen knolachtigen wortel, welke slechts om des zaads wil gebouwd wordt, omdat dezelve eene olie oplevert, die den naam van raapolie voert, en koeken tot voedsel voor het rundvee, die bij Kil. raapbrood, en gemeenlijk raapkoeken, heeten: er komt veel raapzaad aan de markt. Overdragtelijk, het plantgewas, 't welk dat zaad voortbrengt: dat raapzaad bloeit overheerlijk. Ja men geeft aan dit plantgewas meermalen eenvoudiglijk den naam van zaad: is dat geen zaad, dat daar opkomt? Hetzelfde plantgewas, en deszelfs zaad, heet in het hoogd. rübesamen, eng. rapeseed, ital. ravazzone, ravizzone.