Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 104]
| |
seleinen. Een bijzonder slag van aardewerk, dat uit een mengsel van glasachtige en leemachtige aarde bestaat, waarvan de eene tot glas wordt, en de andere niet: het groote Java deelt ons zijne schatten mede, en Sina 't porselein. Van hier porseleinen, dat van porselein is; en de zamenstell.: porseleinaarde, porseleinfabrijk, enz. Porselein, hoogd. porzellan, eng. porcelane, of porcelain, fr. porcelaine, ital. porcellana, zou, volgens Adel. dus genoemd zijn naar eene zeeschelp, bij Kil. porceleijne, hoogd. porzellanit, enz. genoemd, en even wit en doorschijnend, in het nederd. klipkous, en kliphoorn. |
|