[Poltergeest]
POLTERGEEST, z.n., m., des poltergeestes, of van den poltergeest; meerv. poltergeesten. Bij Kil. poltergheest. Van geest en polteren, dat van het lat. pultare, pulsare, afstamt, en r in het hoogd., voor geraas maken, gebezigd wordt. Volgens de geestenleer van den grooten hoop, een booze geest, die met veel geraas en gerammel in een huis rondspookt. Overdragtiglijk, een mensch, die bij zijn doen veel geraas, en gerammel verwekt, een rommelaar: nu die poltergeest op de been is, rijdt het gansche huis wederom op stelten.