[Pimpel]
PIMPEL, (pepel,) bij Kil. een vlinder, bij verbastering van het lat. papilio, ital. parpaglione, fr. papillon. Van pepel komt bij Kil. pepelinck, een zwak mannetje, een mannetje als een vlinder; en van pimpel hebben wij het verkleinw. pimpeltje, dat thans in het gebruik de plaatsen van het verouderde pimpel en pepel vervangt, en enkel figuurlijk wordt gebezigd voor een zwak schepseltje: het is een onnoozel pimpeltje van een mensch, of, in sommige plaatsen, voor een klein brandewijns- of jeneverglaasje: het pimpeltje gaat hem niet van den mond. Van dit gebruik van pimpeltje ontvangt pimpelen den zin van gestadig drinken, zuipen: hij pimpelt sterk; en pimpelaar dien van eenen drinkebroer. Overigens komt pimpel voor in de zamenstell.: pimpelmeesje, eene der kleinste soorten van meezen, ook enkel pimpel genoemd, of figuurlijk, een teer menschje: hij is een regt pimpelmeesje van een mannetje; en pimpelpaars, donkerpaars.