[Peterselie]
PETERSELIE, (pieterselie,) z.n., vr., der, of van de peterselie; zonder meerv. Een bekend plantgewas: de peterselie wil bij mij niet voort. Peterselie zet aan menige spijs den regten smaak bij. Laet geene groene petercelie gebrek zijn. Laet ons vochtige petercelie vlechten. Vond. Van hier peterselieachtig, dat naar peterselie smaakt; en de zamenstell.: peterseliebed, peterselieblad, peterfeliekaas, peterseliereuk, peterseliesmaak, peterseliewortel, petersoliezaad, enz.
Peterselie, hoogd. petersilie, opperd. peterlein, peterle, peterling, boh. petrzel, sp. perexil, fr. persil, eng. parsly, ital. petrosemolo, petrosillo, petrosello, en petroselino, stamt af van het lat. petroselinum, dat reeds bij Plin.