linnenpers, ooftpers, wijnpers, enz. Overdragtiglijk, al wat drukt: in de pers der dienstbaarheid. Hooft. Mijn hart staat als in eene pers. Als ook de glans, die door het persen aan menig ding wordt bijgezet: de pers ligt nog op dat laken. Voorts wordt pers menigmalen bijzonderlijk voor drukpers genomen: dat boek is op de pers, of onder de pers, het wordt gedrukt. Zamenstell.: persboom, persbord, persgeld, persloon, persplank, persschroef, enz.
Pers, anders pars, neders. parsse, passe, pool. prasa, Zweed. en eng. press, fr., hoogd., presse, bij Notker fressa, en bij denzelfden presso, figuurlijk, voor verdrukking, - stamt af van het lat. pressare, en dit wederom van premere drukken, verdrukken, enz.