Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] [Perdoen] PERDOEN, z.n., o., van het perdoen; meerv. perdoenen. Scheepsw. Een touw, om den mast te verzekeren: dat perdoen is meer dan half vergaan. Vorige Volgende