[Paveljoen]
PAVELJOEN, z.n., o., des paveljoens, of van het paveljoen; meerv. paveljoenen. Verkleinw. paveljoentje. Is, volgens Frisch., reeds in de middeleeuwen van het fr. pavillon in het neders. overgenomen en meermalen in paulun, of bawelin, misvormd. Het wordt hier te lande gebruikt voor een zomerhuisje in den vorm van eene tent, en eveneens op zich zelf staande, of voor een veldleger, dat de gedaante van eene tent heeft, of voor een verdek achter op een jagt, of ander vaartuig. Ja overdragtiglijk zingt Anton. van een paveljoen van elzen.