[Passement]
PASSEMENT, z.n., o., van het passement; meerv. passementen. Verkleinw. passementje. Een boordsel, met min of meer kunst en verscheidenheid uit gouddraad, zilverdraad, of zijde, vervaardigd: dat kleed is met gouden passementen geboord. Van het fr. passement. Zamenst., passementmaker, passementwinkel, enz.