[Partijgeest]
PARTIJGEEST, z.n., m., des partijgeestes, of van den partijgeest; zonder meerv. Van partij en geest. De twistzieke geneigdheid, om het met eene andere partij te houden, en zelfs nieuwe partijdigheid te verwekken. Wanneer die geneigdheid zich in het kerkelijke vertoont, noemt men haar ook dikwijls sektengeest; en in hare algemeene strekking heet zij doorgaans partijzucht, en voert iemand, die haar koestert, den naam van partijzuchtig.