Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Palts] PALTS, z.n., m., van den palts; zonder meerv. Zeker land in Duitschland. De Keurvorst van den Palts. Zamenst. Opper- en Nederpalts. - Paltsgraaf, Paltsgravin. Van hier het bijvoegel. paltsisch. Vorige Volgende