[Palissade]
PALISSADE, z.n., vr., der, of van de palissade; meerv. palissaden. Een schanspaal, die, aan weerskanten gespitst, ter diepte van twee voeten in de aarde geplant wordt, en nagenoeg zes voeten daar boven uitsteekt: eene vesting met palissaden omringen. - De Romein draagt de palissade. Vond. Het is juist het fr. palissade, dat intusschen, even als het ital. palisada, palizzata, palicciata, niet gebezigd wordt, om eenen enkelen schanspaal, maar eene geheele reeks van zulke palen aan te duiden. Daar en tegen gebruikt men het hoogd. pallisade, even als ons palissade.