[Palinuur]
PALINUUR, z.n., m., des palinuurs, of van den palinuur; meerv. palinuren. De Regeerders des lands worden dikwerf door de Dichters met den naam van palinuren, als stuurlieden, die aan 't roer van staat of stad zitten, bestempeld, zoo als, b.v., door den Heer B. de Bosch: En als een palinuur, de stadshulk, met verstand, te stieren enz. Doch dezelfde Dichter maakt hierop deze aanmerking: ‘Het uiteinde van dezen stuurman was beklaaglijk; slapende viel hij van 't roer in zee, en raakte wel aan 't strand, maar werd daar beroofd en dood geslagen. Al is dit nu een fabel en verzierde naam, men behoorde, dunkt mij, bij zulk een' ongelukkigen geene loflijke regeerders te vergelijken.’ En daarom veranderde de Dichter deze uitdrukking