Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 802]
| |
de trommel was nog goed, ik heb er een nieuw vel laten overspannen. Onscheidb.: ik overspande, heb overspannen. Met eene span bedekken: het is te breed, ik kan het niet overspannen. Te zeer, te sterk spannen: hij overspande het zeil. Van hier overspanning. |
|