Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 771]
| |
staat. De suikerbakkers bedienen zich daarvan tot eenen bodem voor hun suikergebak. Ook wordt dezelve gebruikt, om drooge, of dik gemaakte medicijnen daar in te wikkelen, en dus in te nemen: iets met eenen ouwel innemen. Van ronde ouwels bedient men zich, om brieven te verzegelen: eenen brief met eenen ouwel toedoen. De ouwels, welke men, in de Roomsche Kerk, bij gelegenheid van het avondmaal, gebruikt, zijn van denzelfden aard, doch grooter dan briefouwels. Het is, even als oblie, van het lat. oblata afkomstig. In de eerste tijden des christendoms bragten de Christenen, bij hunne zamenkomsten, alles mede, wat tot hunne liefdemaaltijden, en de daarop volgende viering van het h. avondmaal, noodig was; het welk daarom oblata, oblationes genoemd werd. Dewijl daartoe nu ook het ten avondmaal vereischt wordende brood behoorde, zoo behield hetzelve dien naam, niet alleen na de afschaffing der liefdemaaltijden, maar ook nadat men in plaats van brood den ouwel invoerde; en vervolgens werd ons gewoon, en daaraan gelijk ouwelgebak ook met dien naam bestempeld. Zie oblie. |
|