[Oranje]
ORANJE, z.n., beteekenende de stad en het prinsdom van Oranje. Van het fr. orange, en dit uit het ital. arancia. De prins van oranje. Oranje boven! weleer, een vreugdegejuich ter eere van Neerlands Stadhouder; dikwerf ook een oproerkreet van het woedende graauw. Zamenstell. oranjeappel, oranjebloesem, oranjeboom, oranjegezind, oranjeman, oranjekleurig enz. Van hier oranjerij. De gesuikerde schillen van oranjeappelen worden, in de verkeering, oranjes genoemd. Kil. heeft aranie.