Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 754]
| |
op en tassen: ik taste op, heb opgetast. Ophoopen, opstapelen: hooi, hout enz. optassen Bij de dichters veelal figuurl. gebruikt: rijkdommen den vorsten optassen. Oud. |
|