[Opstand]
OPSTAND, z.n., m., des opstands, of van den opstand; meerv. opstanden. Eigenlijk, het opstaan, oprijzen, doch alleen, wanneer velen van hunne stoelen opstaan: er was een algemeene opstand in het gezelschap, het gansche gezelschap stond op. Eene plotseling ontstane bijeenkomst tegen de overheid, welke dikwerf het begin des oproers is: eenen opstand verwekken. Men was voor eenen algemeenen opstand beducht.