Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 747]
| |
gesnoven. In den neus ophalen: gij moet brandewijn opsnuiven tegen de tandpijn. Alles insnuiven: ik heb mijne gansche doos (al de snuif, die in mijne doos was) reeds opgesnoven. Fig. voor opsporen:
Doch heb ik niet alleen door mijn zeer diep beschouwen,
En konsten opgesnuft, en in gebruik gehouwen.
J. de Deck.
Van hier opsnuiving. |
|