[Opslag]
OPSLAG, z.n., m., des opslags, of van den opslag; meerv. opslagen. Verhooging van prijs: door den opslag der waren enz. De huisheer spreekt van opslag, verhooging van huur. Hooger bod: goed bij den opslag verkoopen. Omslag: een rok met fluweelen opslagen. Opslag der oogen: hij is norsch - zij is vriendelijk van opslag.