koeijen, die staan te kieskaauwen, en ort overlaten. In Ierl. is ordo een overgeschoten stuk, in Noorw. or een brokje. Adelung gist, dat het van het oude eeren, arare, afstamt, inzoover het, eertijds, in het gemeen graven, verbrijzelen enz. te kennen gaf. Hierheen brengt hij ook het woord in de volgende beteekenis, waar het, gemeenlijk, een vierde gedeelte van een grooter aanduidt; komende dan met vier en quartus naauw overeen. Ten tweede beteekent het een vierde deel van een geheel in het gemeen; dan is het van het onz. geslacht: een oort mijls van der stadt. Hooft. In het bijzonder, een vierde gedeelte van een stuk geld: een rijksoord, een vierde van eenen rijksdaalder. Een oord van eenen gulden. Een oordje, het vierde gedeelte van eenen stuiver. Een vierde gedeelte van eene maat van natte waren: een oord jenever - wijn - bier - brandewijn - olie - traan - melk - gest. Ten derde, beduidt het eenen scherpen hoek, een scherp, spits ding. Kil. zet oort over door cuspis, mucro. Dan wil het gebruik ook het onzijdige geslacht. Die beteekenis vind ik reeds, in het oude Hunzingoer Landr. van het jaar 1252, waar het een puntig geweer aanduidt: mit orde stec jeftha mith suerde hawen, met een puntig geweer gestoken, of met een zwaard gehouwen. En de geleerde D.F.J. v. Halsema zegt, in het voorberigt van dat oude stuk: tegenwoordig noemt men alhier (in Vriesland) de spits van eene spade 't oord. Dit woord is nog onder de landlieden, in Groningerland, in gebruik: ik heb het oord van het mes
afgebroken. Op de Veluwe, noemen de maaijers de punt van eene zicht en zeissen den oord; en de akkerlieden geven, aldaar, dien naam aan het voorste einde van het groote ploegijzer. Hierheen behoort ons oordband (oorband), oordijzer. Bij Stryk. vindt men: sines swertes ort. In neders. is ort, gelijk in het angels. ord, in het gemeen een hoek, een uithoek. Dit woord hebben wij nog overig in eigennamen van dorpen, die op eenen uithoek moeten aangelegd zijn, als: Broekeroord, Onzeroord, Rietwijkeroord, Rijsoord, Heinenoord. Met dit oord, in die beteekenis, staan verwant het lat. arista, het hoogd. ärker, onze woorden horn, hoorn enz. Ten vierde, beduidt het het eerste en laatste aaneen ding, bij Kil. ora, extremitas, extremum. Deze beteekenis is eene figuur der vorige. Men vindt het dus bij M.