oomkool dan in 't bedt. Voorts: oomsdochter, oomszoon: - Heeroom, janoom, oudoom. In de dagelijksche taal, zet men het achter alle eigennamen: Klaasoom, Dirkoom enz. Ook is het de taal van heuschheid en beleefdheid, als kinderen iemand, wien zij niet kennen, aanspreken, en dien oom noemen. De Duitsche Keizer noemt ook eenen wereldlijken Keurvorst oom; misschien, omdat dit woord, naar Frisch, eertijds ook neef beduidde. Er is nog eene zamenstelling van het woord oom, namelijk oomzegger bij de Tekselaars in algemeen gebruik; en oomzeggers zijn bij hen neven, die tegen elkanders vaders oom moeten zeggen, of volle neven: wij zijn oomzeggers.
Oom, hoogd. oheim, ohm, angels. cam, in de oude fragmenten op Karel de Gr. ohein, in Zwab. en Zwits. ohan, ohen, ohein, neders. ohm. Het schijnt met het oude am, eene moeder, aan, aanheer, overgrootvader, het hebr. אֵם eenen oorsprong te hebben. J. Adel. beroept zich, voorts, op het Breemsch-Neders. Woordenb., waar het arab. am, door oom vertaald wordt. Zeker wordt het arab. אמם van naauwe bloedverwantschap gebruikt; en ons oom, zegt L. Meyer, beteekende oudtijds eenen bloedvriend.