[Ooit]
OOIT, een bijwoord van den verledenen tijd; te eenigen tijde: was een magtigh geweldenaar zijne roede ooit ontwassen. Vollenh. Die geen' luister ooit liet smoren. Vollenh. Zoo zuiver als het sneeuw ooit van den hemel viel. Vond. Een' Vader, die zijn' Overheid oit heeft gehoorzaemt. De Deck. Zoo iemant oit betuigde. Poot. Veel edeler groen, dan Helikon ooit droeg. D. Smits. Nu krimpe d' Amstelstroom, vrij droever dan ooit, in bogten langs zijn oever. K. Brandt. Oul. werd het ook voor altijd gebezigd: Ick hoor, dat de tonghe oyt veel quaet heeft ghedaen. J. Moerm.