Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 640]
| |
baar), bijv. n. en bijw., onwedersprekelijker, onwedersprekelijkst. Het welk men niet wederspreken kan. Van on en wedersprekelijk. Van hier: onwedersprekelijkheid. Zie lijk. |
|