Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 612]
| |
scheidb. voorz. ont en wrikken: ik ontwrikte, heb ontwrikt. Los wrikken: pijlers, uit haar naven ontwrikt, en los geschokt. H.D. Coning. Van hier: ontwrikking. |
|