Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 578] [p. 578] [Ontslappen] ONTSLAPPEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz ont en slappen: ik ontslapte, heb ontslapt. Ontslaken. Veroud. w. Vorige Volgende