Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 540] [p. 540] [Onthuppelen] ONTHUPPELEN, onz. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. ont en huppelen: ik onthuppelde, ben onthuppeld. Door huppelen ontwijken: die hem ten snelsten was onthuppeld met den bok. J. de Deck. Vorige Volgende