Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 485]
| |
bestieren kan. Oneig., met wien men niet gemakkelijk omgaan kan. Van on en handelbaar. Voorts onhandig, onhandigheid, onhandzaam: beide d'uitersten, onhantzaem om bewonen. De Deck. Een onhandzaam mensch. |
|