Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 483] [p. 483] [Onglad] ONGLAD, bijv. n. en bijw., ongladder, ongladst. Niet glad, oneffen. Van on en glad. Vorige Volgende