[Ongedierte]
ONGEDIERTE, z.n., o., des ongediertes, of van het ongedierte; het meerv. is buiten gebruik. Schadelijk gedierte: 't woedend ongediert ten doel te staen. J. de Haes. Men gebruikt het meest van gekorvene diertjes, voor zoover zij aan het gewas enz. nadeel toebrengen: een vermenginge van ongedierte. Bybelv. Van on en gedierte.