[Ondervoegen]
ONDERVOEGEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. onder en voegen. Scheidb.: ik voegde onder, heb ondergevoegd. Onder iets voegen. Bij M. St. komt het wederk. voor: doe ghingen si hem ondervoeghen, zij schikten zich om te overwegen. In dien zin is het onscheidb.