[Onderstaan]
ONDERSTAAN, bedr. en onz. w., onregelm. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. onder en staan. Scheidb. en onz.: ik stond onder, heb ondergestaan. Op eene lagere plaats zijn. Van hier het deelw. onderstaand: de onderstaande rekening. Onder iets staan: het regende; en wij konden nergens onderstaan. Onderworpen zijn: hij heeft allang onder hem gestaan. Onscheidb. en bedr.: ik onderstond, heb onderstaan. Ondernemen, eene gevaarlijke, stoute en verbodene zaak trachten uit te voeren: sulck een saeck heeft Agesilaus onderstaen. Vond. Ook wederk.: Niemand zal zich onderstaan dat weg te halen. Hooft schijnt het te nemen voor onder 's hands zoeken te weten: wilde zij onderstaan, wat men zich van die van Vlaanderen belooven moghte. Men kan het vergelijken met het eng. to understand, en het zw. untersta, verstaan: In het dagelijksche leven, zegt men nog iemand onderstaan voor deszelfs denkenswijs in eene of andere zaak onderzoeken.