[Ondersnijden]
ONDERSNIJDEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. onder en snijden: scheidb.: ik sneed onder, heb ondergesneden. Door snyden onder iets brengen: snijd er wat stroo onder. Onscheidb.: ik ondersneed, heb ondersneden. Eigenlijk door afsnijden onderbreken. Oneigenlijk gebruikt het de Brune: zoo het met gheen verwisselingh ondersneeden wordt.