[Onderslag]
ONDERSLAG, z.n., m., des onderslags, of van den onderslag; meerv. onderslagen. Een onderscheid in eenen eigenlijken, natuurlijken zin, dat is de afschutting van eene plaats, door een tusschenschot, of iets diergelijks. In dien zin is het woord reeds buiten gebruik. Doreslaer heeft het nog: ghij schiept den geest des firmaments, ende ghebodet hem, dat hij een onderslach ware tusschen den wateren enz. Het woord beduidt ook het lot, dat aan den voet van eenen boom opschiet; zonder meerv. Eindelijk is het een weverswoord, beduidende den draad, die onder den arm des haspels slaat; anders misslag; met een meerv. Van onder en slag.