[Onderschuiven]
ONDERSCHUIVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. onder en schuiven: ik schoof onder, heb ondergeschoven. Onder iets schuiven. Oneig. noemt men iets ondergeschoven, dat als iets onecht en valsch, ongemerkt, in plaats van het echte en ware ondergestoken wordt.