[Onderhoud]
ONDERHOUD, z.n., o., des onderhouds, of van het onderhoud; zonder meerv. Voedsel, waardoor iets in het leven gehouden wordt: tot 's levens onderhoudt. Vond. Wijders, alles, wat tot instandhouding van eene zaak behoort: ik moet voor het onderhoud van het schip zorgen. Een gedrag, waardoor eenig gezag niet geknakt wordt, gehoorzame betrachting: het onderhout der plakkaaten. Hooft. Gesprek, dat onze aandacht gaande houdt: hij is van een aangenaam onderhoud. Oudtijds beduidde het ook steunsel.