Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 424] [p. 424] [Onderdijk] ONDERDIJK, z.n., m., des onderdijks, of van den onderdijk; meerv. onderdijken. Het onderste gedeelte van eenen dijk. Van onder en dijk. Vorige Volgende