[Onderdeel]
ONDERDEEL, z.n., o., des onderdeels, of van het onderdeel; meerv. onderdeelen, Een deel van een hoofddeel: de spreker bleef steken bij het derde onderdeel van het vierde hoofddeel. Ook het onderste gedeelte van iets: gelijck een riem een' man (deelt) in op - en onderdeel. Huygens. Van hier: onderdeelen, onderdeelde, onderdeeld. Waarvan: onderdeeling:
Vliegen zijn eene onderdeeling
Van Jehovaas legerschaar. M.L.