Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 421]
| |
ik bleef onder, ben ondergebleven. Oneig. gebruikt men het voor niet wel groeijen: die boom is ondergebleven. Hiervan onderblijfsel, dat niet wel opgroeit, een dwerg. Onscheidb.: ik onderbleef, ben onderbleven. Ongedaan blijven, anders verblijven: vindt ghij onderbleven rymen. C. Huygens. |
|