[Onderaardsch]
ONDERAARDSCH, (oudt. onderaardig) bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Dat onder de oppervlakte der aarde gevonden wordt: ik ging door onderaardsche holen. In de fabelleer der ouden zijn onderaardsche goden, die in het schimmenrijk heerschen. Het onderaardsche rijk. Al quam de hemel ook te storten in de helle en onderaertschen smoock. Vond. Van onder en aardsch.