[Onbesproken]
ONBESPROKEN, bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Van on en besproken. Niet betigt: onbesproken van wandel. Een onbesproken gedrag. Onbesproken, zich oprecht in 't recht te toonen. Vond. Door zijnen onbesproken wandel. J. de Haas.