Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 404] [p. 404] [Onbehaalbaar] ONBEHAALBAAR, bijv. n. en bijw., onbehaalbaarder, onbehaalbaarst. Van on en behaalbaar. Dat niet behaald kan worden: onbehaalbaar antwoordt. Hooft. Vorige Volgende