Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 384]
| |
w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. om en trommen: ik tromde om, heb omgetromd. Door trommelslag overal iets aankondigen, uitroepen. |
|