[Omstandig]
OMSTANDIG, bijv. n. en bijw., omstandiger, omstandigst. Met alle of de meeste bijzondere toevallen van eene zaak: hij deed mij een omstandig verhaal van de gansche zaak. Van hier omstandigheid, de bijzondere toevallen van eene zaak. Het woord beduidt ook allerlei pligtpleging naar de beschaafde opvoeding, in het burgerlijke leven: kom, maak geene omstandigheden. Van hier: omstandiglijk. Zie ig.