[Omschrijven]
OMSCHRIJVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. om en schrijven. Scheidb.: ik schreef om, heb omgeschreven. Om iets schrijven: eene zinspreuk, om den Groninger keurhoed geschreven. Terug schrijven: ik zal binnen eene maand, u weer omschrijven. Wederom schrijven is nogmaals schrijven. De namen rondom opteekenen: de hoplieden der burgers gaan omschrijven. Onscheidb.: ik omschreef, heb omschreven. Donkere woorden of uitdrukkingen met meerdere of andere woorden duidelijk maken: ik zal u de plaats van den Apostel omschrijven. Waarvan: omschrijving.