Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 370]
| |
Om iets heen rollen: rol de mat er om. Onz., met zijn; omtuimelen: rol niet om. Rondom den omtrek rollen: de kloot rolde om den paal. Moet ik de starren net, geregeld om zien rollen? H. Schim. |
|