Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 366] [p. 366] [Ompakken] OMPAKKEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. om en pakken: ik pakte om, heb omgepakt. Anders pakken: waren ompakken. Vorige Volgende