Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Omkomst] OMKOMST, z.n., vr., der, of van de omkomst; zonder meerv. Omloop, uiteinde: na omkomst van drie honderd en dertig jaren. Ondergang: wisse booden van Galbas omkoomst. Hooft. Van om en komst. Vorige Volgende